19 juni 2014

Minnespel in de keuken - deel 2


Na deel 1 – de oorsprong van de frikadel - houden we het niveau op Eerst Koken bewust nog even laag met een recept voor hoerendrekjes en nonnenscheetjes.

Het idee voor dit onderwerp kwam ooit door een kookboek uit 1803: Aaltje, de volmaakte en zuinige keukenmeid. Vorig jaar had ik mijn zinnen gezet op een exemplaar, maar dat was nog niet zo eenvoudig. Weliswaar zijn er ontzettend veel van verkocht in de 19e eeuw, maar vele Aaltjes zijn natuurlijk gesneuveld of op een gegeven moment gewoon weggegooid. Een kookboek is er tenslotte om gebruikt te worden. Bovendien waren de Aaltjes niet van de beste kwaliteit. Het exemplaar uit 1836 dat ik uiteindelijk op de kop tikte was in ieder geval rommelig gesneden, met kruimelig papier. Ik heb oudere boeken staan die in betere conditie zijn.

Ik moest een paar maanden zoeken en stuitte toen op een exemplaar dat een halve eeuw geleden door de voddenboer was gered, zo vertelde de eigenaar mij. Sindsdien had het ingepakt op de plank gestaan. Het boek was niet te duur (voor een mooi exemplaar vang je 200 tot 300 euro), maar wel flink beschadigd en met losse bladen. Ik kocht hem toch; ik moest en zou een Aaltje hebben, en ik wilde niet meer wachten. Hij moest alleen even opgestuurd worden.

Die nacht kon ik er niet van slapen. Noem het waanzin, maar ik lag letterlijk wakker van een boek. Ik word tamelijk opgewonden van oude dingen… het idee dat iemand 7 of 8 generaties voor mijn tijd, zo’n 200 jaar terug, datzelfde boek in handen had gehad. Dat stemt mij altijd zeer eerbiedig, ten opzichte van tijd en de vluchtigheid ervan, en ach, u weet wel - van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan… Ken je misschien het magische gevoel in een kasteel, dat je daar in een raam zit, en gewoon zeker weet dat een jonkvrouw op exact dezelfde plek heeft gezeten? Maar dan eeuwen geleden. Of de naam van je eigen voorvader in een kerkboek van 300 jaar geleden. Ik weet niet of ik dat uit kan leggen; Meneer snapt er bijvoorbeeld niets van. Je hebt het, of je hebt het niet, denk ik.


Maar goed, het boek arriveerde. Een Aaltje met vetvlekken van bijna 200 jaar oud, die haast soepel open viel bij de recepten om fruit te conserveren, en daar ook bovenmatig veel vlekken en beduimelde bladzijdes vertoonde. Voor het bladerwerk lees ik hem nu gewoon digitaal op de computer, want dat kan tegenwoordig, maar af en toe blader ik er even in. En vooral dat bladeren is een erg geruststellende bezigheid…

Aaltje is niet zomaar een kookboek; het is het populairste kookboek van die eeuw en laat als eerste zien hoe wij de Hollandse drie-eenheid vlees met groente en aardappel aten. Dit was het eerste kookboek dat het menu op die manier presenteerde, maar tegelijkertijd stond Aaltje nog met beide benen in de 18e eeuw, inclusief de rijke manier van koken met specerijen en wijn. Als je het dan toch hebt over de Hollandse keuken, dan zou je eerder naar Aaltje moeten kijken dan naar de latere huishoudschooldoctrine. Van al die zuinige huishoudschoolregeltjes, die wij nu als traditioneel Hollands eten kennen (karig, spartaans en simpel), is nog niets te herkennen. Het was dan wel het eerste boek dat niet op de hogere klasse was gericht, maar armzalig vind ik Aaltje zeker niet. Dus als 19e eeuws kookboek is het terecht iets om te bewaren.

Enfin, om een lang verhaal kort te maken, Aaltje noemde een recept voor hoerendrekjes. En terwijl ik daar over mijmerde, bedacht ik mij dat we wel meer van dat soort namen gebruiken. We schijnen nogal geinteresseerd te zijn in verboden waar. En als we een luchtig koekje eten, dat wel een windje lijkt, dan vinden we het blijkbaar fijn dat het dan wel een windje van een non is. Of een hoertje. Dat ligt in de koekjesbranche heel dicht bij elkaar.


Van alle zoete, stoute of politiek incorrecte benamingen (de negerzoen, jodenkoek en toch ook met stip bovenaan de Engelse Spotted Dick, etc.) zijn er drie het mooiste: de wentelteef, het nonnenscheetje en dat hoerendrekje.

Wentelteef – het klinkt als iets dat je niet zou mogen noemen, maar je mag het gewoon bij je kinderen op hun bord leggen. Ik citeer Ewout Sanders uit ‘Woorden Met Een Verhaal’:

Het woord wentelteefje is voor het eerst aangetroffen in 1623, in het Tafereel van Sinne-mal van A. van de Venne, in de zin:  ‘Ey, waer ick t’huys alleen, ick backte wentel-teven Van suykert witte brood, en butter smeerigh-vet.’ De woordenboeken vermelden het pas vanaf 1811. (…) Opmerkelijk is verder dat  wentelteefje al snel overdrachelijk wordt gebruikt voor iemand die er smakelijk of aantrekkelijk uitziet. Al in een boek uit 1717 lezen we: ‘Wat voor mondje, wat een oogjes, wat voor tandjes! Zoôn wentelteefje zou me smaaken.’

Dat wentelen is duidelijk, maar de historische verklaring van ‘wentel-t-eventjes’is niet erg aannemelijk.  Maar helaas blijkt de ‘teef’ ook niets te maken te hebben met een vrouwelijk hond. Waarschijnlijker is dat een teef een oud woord is voor een bepaald type gebak, want de appelteef was ook vroeger in zwang. He, haast jammer…

Wie trouwens nog een recept voor de wentelteefjes zocht, die heeft hier eerder op het blog gestaan.


Nonnenscheetjes – Het is een soort gefrituurd soesje, een beignetje, luchtig als een windje, en het wordt vooral tijdens carnaval gegeten. Het blijkt al een oudje te zijn, want er is een waslijst aan namen bekend, waarbij soms de non en soms de hoer wordt genoemd: hoerendreete, hoerendreetkens, nonnevestjes, nonneveetjes, nonneveesje, nonnevotten, nonnenfortje betekenen allemaal ‘windje of scheetje van een non (of hoer). In het oude woord fortje herken je nog mooi het huidige Engelse ‘to fart’. Maar in Frankrijk hebben ze net zo goed de ‘pet de nonne’, en ‘nun’s puffs’ bestaan ook gewoon, allebei met dezelfde betekenis. Die ‘pet de nonne’ zou wel eens het orgineel kunnen zijn? Mogelijk komt het van paix-de-nonne (paix= vrede), wat hetzelfde wordt uitgesproken. Pets de Soeur bestaan trouwens ook, maar dat zijn een soort opgerolde kaneelbroodjes, vooral in Canada.

In een verzameling recepten uit het einde van de 15 eeuw (Wel ende edelike spijse) komen we de hoerendreete tegen (transcriptie hieronder van Cristianne Muusers (Coquinaira)). Het ziet er uit als het gefrituurde soezenbeslag dat we nu ook nog maken in Limburg.

Hoerendreete heeten bongnette
nemt deegh met eyeren ghe
tempert ende tvoorseide vaersel
ende maecter af bongnette ende
doet binnen den deeghe ende eyeren
gheselegen dynne ende doe in
wallende smout sieden ende naer
dat sij ghesoden sijn soo wyn
telse in ghesmolten sukere

Hoerendreeten ofwel warme beignets
Neem deeg, gemengd met eieren, en het voornoemde vulsel. Maak er balletjes van en doe het in het deeg en de losgeklopte eieren. Laat het in borrelend vet koken. En wentel ze als ze gebakken zijn in gesmolten suiker.

In het Cocboeck van Carolus Battus (1593) staan ze ook, maar dan worden ze gemaakt van geroosterd brood.  Dit is toch al wat anders dan de beignets. (bron: kookhistorie van Marleen Willebrands):

Om hoerendreetkens te maken
Neemt geharst wittebroot, wijn, eyeren, gengeber ende suycker. Mengelet wel ondereen ende bact hier coecxkens af in de panne met boter ende schrabt er suycker op ende dientse op.

Deze koekjes worden ook gebruikt in De Volmaakte Geldersche Keukenmeid uit 1768, maar dan heten ze Hoerenkoekjes. Ook in de Aaltje uit 1804 (1836 voor mijn exemplaar) staat hetzelfde recept. Ze lijken nog het meeste op een soort wentelteefjes, waarbij het brood tot een pap wordt geroerd met de wijn. De structuur van de pannenkoekjes is bijna hetzelfde als van een normaal dik beslag. Alleen die smaak, die is heel erg verrassend. Het heeft iets nieuws, een combinatie die ik nog nooit geproefd had, en het komt heus niet zo vaak voor dat mijn tong nieuwe smaken proeft. De wijn met de gemberpoeder geven een lekker zoet, maar ook rinsig smaakje, met het pittige van de gember. Echt een combinatie die voor ons niet zo voor de hand ligt. Als je het vervangt met melk en kaneel, dan zouden we het wel herkennen. Maar ik vroeg me af: zou het als winters dessert kunnen doorgaan, met een lik lemon curd en een shotglaasje likeur ernaast?


Hoerendrekjes zoals Aaltje ze maakte
recept voor 12 stuks

140 gr wit brood zonder korst
200 ml witte, zoete wijn
2 eieren
1 tl gemberpoeder
40 gr suiker
verder: roomboter om in te bakken en suiker

Snijd het brood in stukjes en week het in de wijn. Roer het daarna fijn tot een dikke pap. Voeg er de eieren, gember en suiker aan toe. Bak het dan in roomboter, in een koekenpan, waarbij een volle eetlepel voldoende is om 1 koekje te maken. Bestrooi ze daarna met suiker.

In Limburg eet men nog volop nonnevotten. Wie die wil proberen kan voldoende recepten op het internet vinden.

Eerdere kookboeken in de Kookmuseum-serie:

Deel 1 – Pont Neuf patat (1929)
Deel 2 – Drie in de pan (1926)
Deel 3 - Andalusische salade (1905)
Deel 4 - Zelfgemaakte Tova (1935)
Deel 5 - Kaasfondue (1970)
Deel 6 - Hemelse Modder (Tweede Wereldoorlog)
Deel 7 – Hip en trendy – 40 jaar culinaire trends
Deel 8 - Frikadel uit de 17e eeuw - over de achtergond van de frikadel

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Vond je dit bericht leuk? Deel het dan aub op Facebook of Twitter via de knoppen hieronder!




2 opmerkingen:

Lot zei

Wat een leuke stukken schrijf je! Veel leesplezier geeft het mij in ieder geval, straks een 2e keer alles lezen. Ik kan het me heel goed voorstellen de zenuwen voor de ontvangst van HET boek.

Waar kan j,1e de digitale versie vinden.

PS. Heb je de digitale versie van het Handboek slager al? Was heel dik boek en nu in PDF met veel MB's.

Eerst Koken zei

Ah, dank je, Lot!

De digitale versie van Aaltje kan je terug vinden via Google Books:
http://books.google.nl/books?id=nARSAAAAcAAJ&pg=PP5&source=gbs_selected_pages&cad=2#v=onepage&q&f=false

Hm, het handboek slager? Ik gebruik steeds minder vlees, dus het klinkt me niet direct in de oren als een must-have voor mij. Maar bedankt voor de tip!