Welkom
terug in het kookboekenmuseum waar oud en beduimeld worden gekoesterd.
Het
gebeurde op een dag dat ik op de A12 reed en mij opeens vanuit het niets
afvroeg wat er eerder was: het vliegende Disney olifantje met de naam Jumbo of
het begrip ‘jumbo’ in de betekenis van groot, zoals in jumbojet? Was de olifant
vernoemd omdat hij groot is, of kreeg het vliegtuig zijn naam vanwege de
olifant? U vraagt zich nu misschien af hoe ik ooit van die olifant met een
bruggetje bij roombroodjes terecht ga komen, maar wacht het even af. Want het
verhaal dat ik vervolgens vond is te leuk om niet te weten.
Jumbo
de olifant heeft echt bestaan. Nadat zijn moeder in 1861, in het huidige Mali,
was gedood, nam men het kalfje mee. Jumbo kwam naar Europa en stond uiteindelijk
van 1865 tot 1882 in de dierentuin van Londen, waar het een enorme attractie
was. Zijn naam is waarschijnlijk een verkorting van mumbo-jumbo, dat
in de Afrikaanse taal Mandingo onder meer ‘voorwerp van vrees’ betekent en zelfs vergeleken met
soortgenoten was de olifant inderdaad reusachtig. Zijn schouders kwamen boven
de drie meter uit en hij woog 6 ton. Naast de enorme hoeveelheden voedsel dat
het beest kreeg te verstouwen, werd hij dagelijks getrakteerd op een kwart
liter whisky in zijn drinkwater. Kinderen mochten een rondje op zijn rug maken;
schattingen gaan ervan uit dat hij gedurende zijn leven miljoenen kinderen
heeft vervoerd. Maar helaas kwam de dierentuin in geldnood en men moest de
olifant verkopen aan het Amerikaanse circus Barnum’s. In 1882 stapte Jumbo aan
boord van een schip dat hem naar de Verenigde Staten vervoerde. Daar werd hij tentoongesteld in de Greatest Show On Earth als de ‘All-famous and Gigantic Jumbo. The Mighty
Lord of all Beasts/ Alone the show of shows/ The Largest Living Quadruped on
Earth/ A historic Mammoth/ A towering Monster’. Hij groeide uiteindelijk
uit tot een hoogte van 4 meter. En zijn naam is inderdaad de reden dat we grote
dingen nu aanduiden met ‘jumbo’.
Jumbo stierf drie jaar later toen hij werd aangereden door een trein. Men
vertelde graag dat Jumbo stierf omdat hij het kleinste olifantje van het
circus, Tom Thumb, die op het spoor zou hebben gelopen, wilde redden. Andere versies van het verhaal vertellen dat Jumbo de dwerg General Tom Thumb, een andere
attractie van Barnum’s, had gered van de trein. Maar beiden verhalen lijken
niet waar te zijn. Barnum had gewoon een goed gevoel voor sensatie en
marketing. En General Tom Thumb was in 1885 ook al overleden.
Jumbo na het ongeluk
Maar we moeten wel verder met General Tom Thumb: het was de
artiestennaam van de dwerg Charles Sherwood Stratton (1838 –1883), die grote
furore maakte in het circus. Charles werd niet groter dan 102 cm, maar werd wel
een rijk man door te zingen, dansen en het doen van impersonaties (zijn show
waarin hij Napoleon nadeed was razend populair in Europa). Zijn artiestennaam
was niet toevallig gekozen. Tom Thumb is een mythische figuur die wij in
Nederland kennen als Klein Duimpje. De vroegste vermelding van Tom Thumb komt
al uit 1584. Wij kennen Klein Duimpje van Charles Perrault van ‘Sprookjes van
Moeder de Gans’ (ook al weer uit 1697), waarin Klein Duimpje met broodkruimels
strooit om de weg naar huis terug te vinden, maar het verhaal van Tom Thumb
gaat veel verder terug. Later werd het ook in verband gebracht met de
Arthursage (het verhaal rondom koning Arthur, de legendarische leider van het
Britse rijk in de late 5e en vroege 6e eeuw). In de oudere verhalen
beleeft Tom allerlei vreemde avonturen, voordat hij op het hof van de koning
terecht komt, en waar hij al snel een lieveling zou zijn geweest van koning
Arthur. Tom overleed tenslotte aan een spinnenbeet:
Here
lies Tom Thumb, King Arthur’s knight,
Who died by a spider’s cruel
bite.
He was well known in Arthur’s
court,
Where he afforded gallant sport;
He rode at tilt and tournament,
And on a mouse a-hunting went;
Alive he fill’d the court with
mirth,
His death to sorrow soon gave
birth.
Wipe, wipe your eyes, and shake
your head,
And cry, ‘Alas! Tom Thumb is
dead.
P.T.Barnum en Charles Stratton
bron: National Portrait Gallery, Smithsonian Institution
bron: National Portrait Gallery, Smithsonian Institution
Charles Stratton bij zijn huwelijk met Lavinia Warren
King Arthur en TomThumb
Een
mannetje zo groot als een duim is wereldwijd bekend. Zo kennen ze in Duitsland
Der kleine Däumling, Thumbikin in Noorwegen, Pulgarcito in Spanje, Pollicino in
Italie, enz. Maar in het Franse sprookje heet het duimgrote mannetje Le Petit
Pouce(t). En nu komen we bij de clou aan, hoor: in Nederland trad in de 19e
eeuw ook een dwerg op (Jan Hannema in Friesland) die de namen samenvoegde: Tom
Pouce. Mogelijk was hij geïnspireerd door General Tom Thumb, die in die dagen een
Europese tour deed. Maar het was ook de tijd dat alles wat Frans was, populair werd
in ons land. En niet in de laatste plaats het Franse eten. Het Franse gebak werd hier
nagemaakt en de millefeuille (precies onze tompoes, maar dan met drie
lagen bladerdeeg) werd in Amsterdam door een handige banketbakker omgedoopt tot
Tom Pouce, waarschijnlijk omdat het gebakje een kleinere variant was van een
grotere taart. Daarnaast werd het woord tom pouce, ook in Frankrijk, gebruikt
voor andere voorwerpen. Naast jumbo voor groot, gebruikte men tom pouce voor
kleine zaken. Zo was een tompouce ook een handzaam damesparapluutje.
Klein Duimpje
Onze eigen Jan Hannema
Overigens
is het gebak overal in Europa bekend, maar heeft het vaak een connotatie met
Napoleon, zoals het Zweedse ‘napoleonbakelse’ (napoleon gebak) en de Engelse ‘napoleon’.
Ondertussen vond men in Rusland de originele 3 lagen deeg maar karig en ze
bedachten een enorme taart van wel tien lagen bladerdeeg met daartussen steeds
een laagje van de banketbakkersroom. Er wordt vaak gedacht dat de namen werden
afgeleid van ‘de kleine generaal’ Napoleon Bonaparte, maar waarschijnlijk komt
het originele taartje gewoon uit Napels. Men zou dus beter spreken van een
Napolitain. Maar och, er werd net zo goed gesuggereerd dat de legendarische
patissier Carême, die een tijdgenoot was van Napoleon, een taart naar hem heeft
vernoemd. Het kan allemaal…
Napoleon
Crème pâtissière of banketbakkersroom, de roomvulling in een tompoes, is er eentje
uit een reeks bereidingen die vrijwel identiek zijn, maar ze verschillen voornamelijk
in de hoeveelheid ei waarmee room of melk wordt gebonden. Zo is er de dunne
Engelse custard of crème anglaise, die als schenkbare saus wordt gebruikt, of
onze vanillevla, puddingen zoals crème brulee of crema catalana, tot
spuitbare of stevige snijdbare crèmes. Het zijn allemaal dezelfde recepten:
melk gebonden met ei en waar nodig geparfumeerd met vanille of andere
smaakmakers. Het dateert zeker al terug tot het oude Rome, die het op hun beurt
mogelijk van de Grieken hadden overgenomen (hoewel de Romeinen er graag hun
vissaus (garum of liquamen) aan toevoegden). De Romeinen maakten ook een dessert waarbij
lagen cake werden ingesmeerd met honing en room. Deze zeer vroege voorloper van
onze tompoes heette placenta. Toen
ze Europa veroverden namen ze hun recepten mee. De flans werden populair, zowel
in zoete als hartige bereidingen, omdat ze zeer bruikbaar waren gedurende de
vastendagen, wanneer er geen vlees mocht worden gegeten. Open taarten met
allerlei vullingen, gebonden met room en ei waren zeer bekend in de
middeleeuwen. Ze werden ook wel ‘crustarde of crustade’ genoemd. Je herkent er
nog crust/korst in, en uiteraard
custard.
Vanille
kwam pas veel later in beeld. De Spanjaarden namen het in de 16e
eeuw mee uit Mexico waar de bevolking de gedroogde peulen gebruikte om hun
chocoladedrank mee op smaak te brengen. Maar hier in Europa kreeg men het niet
voor elkaar om de planten vruchten te laten dragen. De natuurlijke bestuiving
lukte alleen in Mexico. De Fransen namen deze orchidee vervolgens mee naar Reunion,
Mauritius en rond 1840 ook naar Madagaskar. Pas rond die tijd vond men een
goede manier om de bloemen handmatig te bestuiven, waarna het commercieel
verbouwen ervan ook buiten Mexico van de grond kwam. Nog steeds komt de meeste
vanille, inmiddels een van de meest gewilde smaken, uit Madagaskar en kennen we
het als bourbon vanille. Het leeuwendeel hiervan wordt tegenwoordig omgezet in
vanille-extract. Maar het is bij lange na niet genoeg. We willen meer vanille
gebruiken dan er is. Coca Cola bijvoorbeeld schijnt de grootste verbruiker te
zijn. Bovendien is het een duur product, waardoor het door veel fabrikanten graag wordt
vervangen met een goedkopere, synthetische versie.
Het
chemisch vervaardigen van synthetische vanillin, de stof in vanille die voor de
geur en smaak zorgt, werd al mogelijk in 1874. Vanilline wordt sindsdien vooral
gemaakt uit lignine, een afvalproduct uit de papierproductie. Vanilline is ook wat je
meestal eet wanneer je vanille-ijs of vanillevla koopt; daar komt geen echte vanille meer aan te pas. Deze chemische versie
is wel iets anders dan vanille-extract, wat een oplossing is van echte vanille
in alcohol (het recept staat helemaal onderaan dit artikel). Je hebt hier ook meer van nodig dan de nepvanille.
Over
nepproducten gesproken, custardpoeder is natuurlijk ook niet ‘the real thing’.
Vanillevla maken van een geel poedertje? Doet iemand dat nog? Nou ja, ongetwijfeld de Hema voor hun tompoezen, maar jullie thuis toch niet meer? Toch was het ooit
mateloos populair. In 1837 werd het bedacht door Alfred Bird, omdat zijn vrouw
allergisch was voor eieren. Het poeder bestond (en bestaat nog steeds als
Bird’s Custard in Engeland) vooral uit maïszetmeel (maizena) en kleurstof.
Overigens is het in Engeland nog steeds populair. I rest my case…
Als
laatste nog iets over crème anglaise. De website Saisonnier noemt er twee
recepten voor, waarin je goed kan zien hoe de smaak verandert is. De eerste is
van Escoffier met maar liefst een pond suiker op een liter melk. De tweede is
van Adriá (jawel, die van het beroemde, maar gesloten restaurant El Bulli). Hij
brengt de suiker terug tot 150 gram, wat ik ook nog behoorlijk zoet vind trouwens.
Crème anglaise volgens
Escoffier:
500 gr poedersuiker,
16 eidooiers, 1 liter gekookte melk, parfum naar smaak, vanillemerg of schil in
de melk getrokken (of 5 cl likeur, toegevoegd als de crème bijna koud is).
Crème anglaise volgens Alberto Adriá:
1 liter room, 10 eierdooiers,
150 gr suiker - breng de room met de suiker aan de kook, giet er de losgeklopte
dooiers al roerend bij en gaar. Passeer de crème en reserveer 12 tot 24 uur in
de koelkast. Sla de crème op met de KitchenAid.
Maar
ik wil nu niets doen met dunne crème Anglaise. Ik wil die dikke room, die je
kan opspuiten. Banketbakkersroom of crème pâtissière, de vulling van tompoezen.
Maar wil ik eigenlijk wel tompoezen maken? Moet je die niet gewoon bij de bakker
halen? Of desnoods bij de Hema, op koningsdag, wanneer ze voor
onwaarschijnlijke prijzen verkocht worden en wanneer je eigenlijk gewoon een
foute hap wil hebben. Want zo lekker zijn die tompoezen van de Hema nu ook weer
niet. Kijk nou eens hoe ze bij Holtkamp in Maassluis even een plaat tompoezen
in elkaar zetten. In het tweede filmpje krijg je aan het einde een recept.
Prachtig vakmanschap en een plezier om naar te kijken:
Daar
kan ik toch niets aan toevoegen? Ik ga dan ook puddingbroodjes maken. Het
liefste had ik ze gemaakt zoals ik ze vroeger in de pauzes van de middelbare
school bij de banketbakker haalde: een wit puntje met roze glazuur en gevuld
met gele room. Dat glazuur deed het hem natuurlijk, net als bij tompoezen. Het
roze laagje is toch zeker het lekkerste? Maar ach, je wordt ouder en wijzer en
in de supermarkt besloot ik de extra bus poedersuiker voor het glazuur weer terug te zetten. Een
beschaafd sneeuwlaagje was ook wel goed.
Voor
de pudding bestaan er veel recepten die verschillen in het gebruik van melk, room (of een mengsel daarvan), meer ei en minder maizena, of juist andersom, wel of niet
vanille, etc. Maar ik wil een echte room met vrij veel ei en eierdooier, ook met
echte vanille, en niet een goedkope namaakroom, zoals zo’n Bird’s custard met alleen
maar maizena, kleurstof en neparoma. Dit maakte ik en het is een fluitje van
een cent eigenlijk:
Roombroodjes
/ puddingbroodjes
recept
voor 6 broodjes
voor
de room:
300
gr volle melk
200
gr slagroom
75
gr suiker
50
gr eierdooier (ongeveer 2,5 stuks)
50
gr heel ei (ongeveer 1 ei)
40
gr maïzena
½
vanillestokje
snufje
zout
verder:
6
witte puntjes
poedersuiker
Breng
de melk met de room en de helft van de suiker aan de kook. Voeg een over de
lengte open gesneden half vanillestokje toe en laat het op laag uur tien
minuten trekken.
Meng
de eierdooiers, ei, de rest van de suiker en een snuf zout. Voeg daarna de
maizena eraan toe en roer het goed door tot een glad papje.
Haal
het vanillestokje uit de melk en schraap het merg eruit. Voeg het merg toe aan
de melk. Het vanillestokje kan weg.
Voeg
nu in een straaltje de hete melk bij het eimengsel, terwijl je met een garde
stevig doorroert. Wanneer het ei-mengsel met wat hete melk op temperatuur is gebracht
(='huwelijk maken'), kun je het ei-mengsel bij de melk in de pan gieten en
terugzetten op het vuur. Laat dit al roerend met een garde weer zachtjes koken.
Het zal nu snel dik worden. Laat het nog een paar minuten doorkoken zodat het
ei en de maizena garen. Blijf wel roeren om aanbranden te voorkomen. Haal het
daarna van het vuur, giet het over in een schaal en dek het af met
huishoudfolie, zodat er zich geen vel op vormt. Laat het volledig afkoelen en
bewaar het in de koelkast.
Voor
je de room kan gebruiken moet je het enkele minuten met een mixer mixen, want
het is heel stijf en moet weer romig en zacht worden gemixt. Schep het daarna in een
spuitzak met een grote (kartel)opening. Een stevige diepvrieszak met een afgeknipt hoekje kan ook prima
volstaan.
Snijd
daarna de broodjes overlangs open en spuit in elk een dikke streep pudding. Doe
een beetje poedersuiker in een (thee)zeefje en tik dat over de broodjes voor
een mooi sneeuwlaagje.
Verwante
recepten op Eerst Koken:
Zelfgemaakte advocaat (eigenlijk vla voor volwassenen)
Geraadpleegde
bronnen:
Natuurlijk de Wikipedia, maar ook:
E. Sanders, Eponiemenwoordenboek
M. Philippa e.a., Etymologisch Woordenboek van het
Nederlands
www.foodtimeline.org
www.saisonnier.net
Oxford
Companion to Food, Alan Davidson
Eerdere
kookboeken in de Kookmuseum-serie:
Deel 1 – Pont Neuf patat (1929)
Deel 2 – Drie in de pan (1926)
Deel 3 - Andalusische salade (1905)
Deel 4 - Zelfgemaakte Tova (1935)
Deel 5 - Kaasfondue (1970)
Deel 6 - Hemelse Modder (Tweede Wereldoorlog)
Deel 7 – Hip en trendy – 40 jaar culinaire trends
Deel 8 - Frikadel uit de 17e eeuw - over de achtergond van de frikadel
Deel 9 - Hoerendrekjes (1803)
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Vond je dit bericht leuk? Deel het dan aub op Facebook of Twitter via de knoppen hieronder!
O ja, en zo eet je een Hema tompoes:
6 opmerkingen:
Zo, dat was lekker leesvoer op de vrijdagavond. Eigenlijk was ik aan het nadenken over een receptenindex voor op mijn blog. Ik moet eerlijk zeggen dat ik wel custard in huis heb en ook gebruik. Laagje poeder op de appeltaartbodem, maar ook wel om pudding te maken. Maar als ik een puddingbroodje zou maken, zou ik wel voor het echie gaan.
Groeten johanneke
Wat een geweldige stukken schrijf je toch, een feest om te lezen, dank je wel! En genoeg inspiratie om weer aan het bakken en koken te gaan.
Groetjes, Sanne
Wat een mooie, interessante geschiedenis les.
Dank daarvoor!
Anna
Dank voor het college!
Creme brullee maak ik graag maar de rest de je zo kan kopen hou ik niet zo van, waarschijnlijk omdat ik nog nooit de eigen gemaakte heb gegeten.
Leuk, die stem van Holtkamp te horen. Lijkt precies op die van de banketbakker in Amsterdam. Zal wel familie zijn. Vanmiddag maar eens langsgaan. (6 Roombroodjes of 10 tompoezen is wel wat veel.)
Ik vroeg me ook al af of ze familie zijn. Vast wel?
Een reactie posten