Judith Leyster
Wie kinderen heeft zingt vast wel eens ‘Altijd is Kortjakje ziek’. Van dat zielige meisje dat zo jammerlijk het bed moet houden, maar wel zo vroom is om zich op zondag naar de kerk te hijsen. Toch? Maar wacht eens even; kort jakje? Heeft dat meisje nou te korte kleren aan? En ligt ze dan wel alleen in dat bed? Of is het eigenlijk een schijnheilig meisje dat doordeweeks een hoertje is, maar op zondag dan toch… Met dat rijk versierde boek met zilverwerk. Ah juist… Kort-jakje… Zit dat zo… Daar bedoelden ze in de 18e eeuw dus iets heel anders mee.
Als u van dat soort dingen nou net zo smult als ik, moet
u vooral even doorlezen. Want behalve in kinderliedjes kom ik dit soort dingen
ook tegen in mijn oude kookboeken. En ik
laat me natuurlijk enorm kennen door bij het doorspitten ervan steeds weer oog
te laten vallen op gerechten met een hoog gniffelgehalte. Als een schoolkind
dat in het woordenboek eerst de vieze woorden op zit te zoeken. Hoe zat dat
etymologisch gezien met die wentelteefjes? Komt dat nou echt van ‘wentel-t-eventjes’ of zit er toch meer
achter? En wat zijn hoerendrekjes eigenlijk
in de 19e eeuwse “Aaltje, de goedkope keukenmeid”? Maar het mooiste
was toch wel het verhaal van de frikadellen welke ik las in een boek van
Marleen Willebrands:
In de 17e eeuw gebruikte men in het Frans al
het woord fricandeau. Maar het had toen ook een vrouwelijke uitgang: -elle,
oftewel 'fricandelle'. Dat woord kwam bij ons terecht als frikadel of frickedille,
maar de Hollander hoorde daar heel wat anders in. Want een ‘frik’ was toen een
ander woord voor het mannelijk lid en een ‘del’ kennen we nu ook nog wel. Toen
was een dil of delle een meisje. Nu is het een sloerie, een lellebel (of is dat
al weer te oud?). Tja, zo’n benaming
sprak ons wel aan. Gek genoeg zou je denken dat men van het platte
gehaktkoekje, wat het toen nog was, direct een langwerpig worstje had gemaakt,
maar dat gebeurde niet. Ze rolden er
hooguit een slavink-achtig rolletje van, maar een lange worst ging ze blijkbaar
ook weer te ver? Was het toen ook schattig, of net zo plat als sommige
benamingen van ons nu? Maar als het echt plat was, dan zet je het toch niet in een
kookboek? Dan blijft dat toch straattaal?
Men was toen niet behoudender met seksuele uitingen. Dat
idee heb ik soms van oude boeken, omdat ik ze dan associeer met mijn grootmoeder,
maar dat is natuurlijk onzin. Er werden 100 jaar geleden net zo goed schunnige grapjes
gemaakt, en vooral in de 17e eeuw deed men vrolijk mee. De seksuele moraal wisselt nog wel eens, maar juist in die periode was men bepaald niet preuts en de Hollanders stonden er bekend om. Etenswaren als nonnenscheetjes, frikadellen of hoerendrekjes vonden
ze toen kennelijk ook gewoon grappig. Misschien waren ze wel wat subtieler of
besmuikter in hun toespelingen. Neem nou het schilderij hieronder. Voor ons een
aardig plaatje, maar voor de toeschouwer in de 17e eeuw had dit
schilderij geen geheimen. Er zat een hele betekenis met seksuele lading achter: vissen duiden hier op seks, voortplanting en erotiek. Dat
die dame zo handtastelijk graait in het buideltje van meneer is geen toeval.
Ook niet dat ze haar andere hand op een moot vis, die het vrouwelijk
geslachtsorgaan zou moeten voorstellen, legt. En dan dat mes dat in zijn kruis
in zo’n stijf kokertje hangt…
Crispijn de Passe de Oude - Aqua
Al die voorwerpen die mensen normaliter om zich heen
vergaren in vooral 17e eeuwse schilderijen hebben eigenlijk een
dubbele lading: voor het schilderij hieronder citeer ik Marleen Willebrands uit
haar boek De Verstandige Kok: ‘vogelen’
en ‘vinken’ waren vroeger metaforen voor copuleren en hoerenlopen. Een vogelaar
stond voor ‘geilaard’, een vink voor ‘penis’.
U mag dus zelf
beoordelen wat de jongen links precies wil met die omhoog gehouden vogel, de
aandachtige blik naar ons en die wortels op de voorgrond.
Jacob Matham - Markttafereel
Of dan deze vrouw die rustig een eend zit te plukken.
Maar die kat aan haar voeten duidt op haar wellustigheid en vooral vlees
stelende katten staan voor geilheid. Dat er een man in de buurt is, kan je
opmaken aan het geweer, de wildzak en het glas wijn in de andere kamer (bron). Erotiek
voor gevorderden inderdaad, wat u zegt.
Nicolaes Maes - Vrouw plukt eend
En dan deze jonge vrouw die uien aan het hakken is: boven
haar hoofd hangt een leeg vogelkooitje (haar maagdelijkheid is weggevlogen), de
kan (vagina) ligt op zijn kant met de deksel open en er hangt weer zo’n dode
vogel naast. Uien werden gerekend tot de afrodisiaca en dan kijkt zo’n meisje
ons ook nog recht aan. Nou, reken maar dat dit meisje genoeg reden heeft om
zich zorgen te maken. Een eeuw later werd het schilderij nagemaakt als gravure
met deze tekst eronder (mogelijk uitgesproken door de jonge cupido ernaast): ik
wil best geloven dat je heel kundig bent in het vervaardigen van een stoofpot,
maar ik heb meer trek in jou, dan in de stoofpot die je aan het maken bent.
Gerrit Dou - Meisje hakt uien fijn
Apen staan voor schaamteloosheid, een tros druiven voor
maagdelijkheid, eieren waren ook een afrodisiacum en zelfs iets simpels als een
vrouw die haar kousen aan doet, werd symbolisch opgevat als iets seksueels,
want de kous lijkt tenslotte bijzonder veel op een vagina… En dan die voet…! Natuurlijk
had niet elk schilderij met een vis erop een dubbele betekenis, maar dat men
toen anders tegen de dingen aankeek is duidelijk. En die frikadel was vast een
leuke woordspeling in de 17e eeuw.
Overigens is de frikadel
in verschillende spellingen over heel Europa bekend, vanwege een gemeenschappelijke
voorloper in het Latijnse frīgere (‘stoven, braden’). Ook het verwante
Middelnederlandse *fricken betekende ‘roosteren’ (bron). De Denen en Duitsers
hebben ook de Frikadelle. Maar het is en
blijft een plat gehaktkoekje. Onze hedendaagse frikandel (met tussen-n!), de
snackbarfavoriet, is een uitvinding uit de 20e eeuw. In 1954 knutselde een
slagerszoon het in elkaar en enkele jaren later voltooide fabrikant Beckers het
definitieve recept. Maar dan heb ik toch liever een ouderwetse frikadel. En nu
moet ik ook opeens denken aan de slager in het winkelcentrum, die met de kerst
altijd een feestelijke ‘gehaktstaaf’ aanbiedt. Maar bij zo’n naam vergaat de
lust tot eten mij altijd een beetje…
Ik heb vanwege de Chef Mama vs The Real Thing-serie wel
eens geprobeerd om echte frikandellen na te maken. Ik hoopte dat je met
kwalitatief goede producten toch een fatsoenlijke worst kon maken. Nou, dit recept
heeft het blog dus nooit gehaald en als er ooit een punt in mijn leven is
geweest dat ik vurig wensde dat ik vegetarier was, dan was het die dag. Ik meen
dat ik een week lang ook geen vlees heb gegeten. Het plan was goed: neem
rundvlees, een beetje kip, wat ui en een stevige snuf specerijen en draai dit
tot een complete farce. Oftewel, een vleessmurrie die zo fijngemalen als cremepate is. Jamie Oliver kwam later met
de term ‘pink slime’ voor dit soort
slurries. En dat was het inderdaad. Een kom vol roze, dik slijm. Dat moest je
in een worstje vormen en ingepakt in folie, koken in water. Daarna had je een
gare frikandel, die vervolgens gefrituurd moest worden. De smaak was aardig,
maar die slurrie… Nooit meer.
Goed, naar de recepten dan maar! En dan dus niet de
hedendaagse variant, maar de oerfrikadel. De eerste vermeldingen van
frikadellen als een soort gehaktballetjes zouden wel eens de recepten in het
kookboek ‘De Verstandige Kok’ uit 1669
kunnen zijn. Daarvoor waren het eerder lapjes vlees of lever. Marleen
Willebrands schreef een transcriptie van dit boek, met allerlei uitstapjes en
uitleg naar de gebruiken van die tijd, en wie geïnteresseerd is in de keuken
van de Gouden eeuw moet dit boek maar eens op zijn verlanglijstje zetten. Het
levert een schat aan informatie. (De
Verstandige Kok – Marleen Willebrands - uitgeverij Pereboom) .
De ‘frickedillen’ uit De Verstandige Kok lijken zeer veel
op onze gehaktballen:
Om frickedillen te
maken
Neem kalfsvlees,
gehakt met kalfsvet. Doe daar bij foelie, nootmuskaat, zout en peper. Kneed dat
goed door elkaar. Dan kan je daar balletjes van kneden, zo groot of klein als
je wilt, en in de pan braden. Velen gebruiken ook een beetje van de buitenste
schil van sinaasappels of citroenen, die er fijngehakt doorheen worden gedaan.
Dat is smakelijk en geurig.
Om frickedillen nog
anders te maken
Neem hetzelfde als
hierboven, maar laat de sinaasappel- en citroenschillen weg. Neem een stukje
langwerpig spek en bekleed dat vrij dik met ongesneden peterselie en leg dat in het midden van de frickedil.
Bereid de frickedil verder zoals het hoort. Geeft een goede smaak. Er kan ook
kalfsvet in plaats van spek worden gebruikt.
In het eerste
recept worden de ballen niet gebonden met brood en ei. In plaats daarvan
wikkelt men er een varkensnet omheen, zodat ze niet uit elkaar vallen (een
varkensnet is een buikvlies, wat dooraderd is met vet. Het net lost op tijdens
het bakken). Maar het gebruik van kruiden als nootmuskaat en foelie is ons wel
bekend. Als extraatje noemen ze alleen ook citroen- of sinaasappelschil. Het tweede recept (niet op de foto) gebruikt
wel beschuit en eidooier, maar die langwerpige worstjes worden eerst gekookt en
dan gebakken (wat weer gelijk is aan de huidige frikandel). Het derde recept (niet op de foto) is een
soort slavink waarbij het gehakt met eierdooier in sla wordt gewikkeld
(Coquinaria heeft aan dit recept een artikel gewijd) en de vierde klinkt erg
goed: neem een langwerpig stukje spek, omhul dat goed met peterselie en stop
dat in het midden van een gehaktworstje. Hmm… interessant.
'De volmaakte Hollandse keukenmeid' uit 1752 bevat ook
meerdere recepten voor gehaktballen en weer valt het me op hoe zeer deze
recepten gelijk zijn aan onze eigen bal. Ik hertaal niets, hier komen jullie
wel uit:
Frikadellen, hoe men die maaken zal
Neemt Kalfvleesch,
en laat het klein hakken, en kneed 'er gestoote beschuit, eenige
dooren van eijeren
met wat zout, en notemuscaat door heen, en maakt die tot
Frikadellen, en in
vleesnat gekookt, en met booter gefruit, en laat dat bruin worden,
is heel goed met
limoensap gegeeten: Men kan 'er ook een ansjovis of twee in
kneeden, dat een
aangename en hartige smaak 'er aan geeft.
Frikkadellen die excellent zyn, hoe men die
fruiten zal.
Neemt gehakt
vleesch, en kruim van witte brood dat in de melk te weeken heeft
gelegen, doet 'er
behoorlyk foely, zout en wat peper by, dog van het laatste niet te
veel om dat het
niet mag doorsteeken; kneed dit alles met een Ey ter degen aan
malkanderen; ook
kan men daar gesnedene dunne stukjes van een versche Citroen
of Oranje-Appel
onder kneeden; maakt 'er dan ronde ballen van, en fruit ze bruin in
goede booter, in
een pan, daar men weinig vuur onder, en veel vuur boven op doet,
dan blyven ze zo
ligt niet aan de pan vast zitten: keert ze geduurig om, bedruipt ze
wel, en laat ze wel
bruin maar niet al te bruin worden; is excellent.
Aaltje, de volmaakte en zuinige Keukenmeid, doet het in mijn
uitgave uit 1836 nog precies zo:
En eigenlijk zitten wij er vandaag ook niet zo ver
vanaf. Onze standaard gehaktbal – oma’s gehaktbal – zou zo uit het kookboek uit
1669 kunnen komen. En dat vervult mij dan ook wel weer met een tevreden gevoel
van traditie. Ik geloof dat ik het hier al eens eerder heb gezegd, maar ik vind
het fijn om deel uit te maken van een lange keten, die goede gewoontes aan
elkaar doorgeeft en welke ik op mijn beurt weer aan mijn eigen kinderen leer. Vandaar
dat ik vandaag geen kant-en-klaar kruidenmengsel gebruik, maar een Gouden Eeuw Frikadel maak, waarbij ik zo
vrij ben om het beste van alle recepten te combineren. Dat is namelijk
voortschrijdend inzicht. Het levert een vrij simpele, standaard bal op:
Gouden eeuw gehaktballen:
500 gr kalfs- of rundergehakt (250 gr rund + 250 gr
half-om-half zou ook nog kunnen)
50 gr vers witbrood, zonder korsten
een scheut melk
1 ei
krap 1/2 tl foelie
krap 1/2 tl nootmuskaat
1 flinke tl zout
snuf zwarte peper
geraspte schil van 1 sinaasappel en/of 1 citroen (biologisch!)
optioneel: een handje gehakte, verse peterselie
optioneel: een handje gehakte, verse peterselie
roomboter om te bakken (nee, geen margarine)
Week het brood in de melk. Knijp het daarna uit, doe de
melk weg en meng de rest van de ingrediënten door elkaar. Vorm er grote of
kleine ballen van. Ze moeten niet te nat zijn; voeg desnoods een droog beschuitje toe, of wat droog broodkruim. Om de smaak te testen kan je een klein stukje gehakt even in de magnetron garen.
Het geheim van stevige ballen is ruw geweld: gooi de
ballen een aantal keer stevig van hand tot hand. Hierdoor gaat alle lucht eruit
en barsten ze niet bij het bakken. Braad ze vervolgens in hete boter aan alle
kanten bruin, giet er een klein kopje water bij en laat ze nog even met het
deksel op de pan doorsudderen tot ze gaar zijn. Laat ze vooral niet te lang
bakken. Grotere ballen zijn met 20 tot 25 minuten wel goed, kleinere natuurlijk al
eerder.
In het volgende deel ga ik in op die andere intrigerende
hapjes: wentelteefjes, nonnenscheetjes en hoerendrekjes.
Eerdere kookboeken in de Kookmuseum-serie:
Deel 1 – Pont Neuf patat (1929)
Deel 2 – Drie in de pan (1926)
Deel 3 - Andalusische salade (1905)
Deel 4 - Zelfgemaakte Tova (1935)
Deel 5 - Kaasfondue (1970)
Deel 6 - Hemelse Modder (Tweede Wereldoorlog)
Deel 2 – Drie in de pan (1926)
Deel 3 - Andalusische salade (1905)
Deel 4 - Zelfgemaakte Tova (1935)
Deel 5 - Kaasfondue (1970)
Deel 6 - Hemelse Modder (Tweede Wereldoorlog)
Deel 7 – Hip en trendy – 40 jaar culinaire trends
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Vond je dit bericht leuk? Deel het dan aub op Facebook of Twitter via de knoppen hieronder!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten